Esper Postma: De psyche van publieke beelden
Laurens Otto, curator bij Museum Dhondt–Dhaenens in Deurle, introduceert het werk van Esper Postma, die als pas afgestudeerde kunstenaar vanuit Nederland naar Berlijn vertrok, een stad waar de uitzonderlijk beladen geschiedenis gestold is in monumenten, straatnamen en gebouwen.
Door Laurens Otto
Ik zag de uitnodiging van Metropolis M om over een kunstenaar te schrijven die in Nederland niet erg bekend is, als een kans om iemand te spreken wiens werk ik niet goed ken. Er zijn zat kunstenaars die amper in Nederland circuleren en die nauwelijks bekend zijn bij het Nederlandse publiek. Het leek mij interessant om de vraag toe te spitsen op een kunstenaar die wel in Nederland studeerde, maar daarna besloot te vertrekken.
Zelf ben ik ook een jaar of tien geleden weg verhuisd uit Nederland, eerst naar Parijs en inmiddels woon ik in België. Naar aanleiding van een gesprek met Timo Demollin, een bevriende kunstenaar met wie ik vaak plannen voor tentoonstellingen en artikelen doorneem, kwam ik uit bij Esper Postma. Ik had zijn werk weleens op online circulerende installatiefoto’s gezien. Zijn beeld van enorme adelaar vergeet je niet snel, zeker niet als je bedenkt dat het in Berlijn is gemaakt.
Laurens Otto: Wat bracht jou ertoe om te vertrekken?
Esper Postma: ‘Ik heb vier jaar lang aan de Gerrit Rietveld Academie gestudeerd en daar ook mijn bachelor gehaald. Ik heb daarna met een startstipendium een paar tentoonstellingen kunnen maken. Ik woonde al mijn hele leven in Amsterdam en miste afstand tot de cultuur om mij heen. Mijn taak als kunstenaar is het bieden van die afstand en dat bereik je niet als je op dezelfde plek blijft hangen.
Ik wilde bij Willem de Rooij aan de Städelschule in Frankfurt studeren omdat ik zo gefascineerd was door zijn tentoonstelling Intolerance bij de Neue Nationalgalerie in 2010. De tentoonstelling bracht schilderijen van de vogelschilder Melchior d’Hondecoeter uit de zeventiende eeuw samen met Hawaïaanse vederobjecten, waarvan sommige door James Cook naar Europa waren meegenomen. Vanuit Frankfurt werd het opeens mogelijk met afstand naar zowel de Nederlandse als de Duitse cultuur te kijken. Waar je als student aan de Rietveld volledig bent afgeschermd, is de Städelschule juist compleet geïntegreerd in de kunstwereld. Dat heeft voordelen, tenzij je nog jong bent en je werk zich nog moet ontwikkelen.’
LO: Jouw werk bekijkt en ontleedt wat Sharon Macdonald ‘difficult heritage’ noemt, problematische geschiedenis die naar voren komt in gebouwen, monumenten en andere tekens.1 Haar boek behandelt het nazi-verleden in Neurenberg, maar het concept is natuurlijk ook op onder meer het kolonialisme te betrekken. Is er in Nederland te weinig politieke frictie om daar dergelijke projecten te ontwikkelen? Is een stad als Berlijn, met haar uitzonderlijk beladen en gelaagde geschiedenis, noodzakelijk voor jouw werk?
EP: ‘Ik had al langer interesse in “difficult heritage”, zonder te weten dat het zo genoemd wordt. In Nederland maakte ik al video-installaties over de Nederlandse koloniale geschiedenis en over de militaire dictatuur in Argentinië, maar pas in Duitsland ben ik meer genuanceerde sculpturale werken gaan maken. Ik ben specifiek in Berlijn geïnteresseerd omdat het stedelijk landschap zo rommelig is, omdat er zoveel geschiedenissen samenkomen. De geschiedenis is er levend. Dit komt ook terug in mijn werk Roundabout (2022). Deze sculptuur bestaat uit een straatnaambord van de Wilhelmstraße, dat is verlengd om alle namen erop te passen die de straat door de eeuwen heen heeft gekregen. De Wilhelmstraße is een belangrijke straat in Berlijn, dus de naam is telkens aangepast aan het heersende politieke klimaat. Het negen meter lange bord slingert zich speels om zijn paal, om de suggestie te wekken dat het leeft, en dat de identiteit in de toekomst weer zou kunnen veranderen.’
LO: Berlijn heeft natuurlijk niet alleen een gelaagde geschiedenis, maar ook een diepgravende traditie om die geschiedenis te verwerken. Als monument is bijvoorbeeld het Denkmal für die ermordeten Juden Europas van Peter Eisenman ongelofelijk, het is een soort anti-Mahnmal omdat het helemaal niets oplegt. Het monument ‘misbruiken’ – door er op te picknicken, overheen te rennen, of er selfies te maken – is juist gedrag dat uitgenodigd wordt. Zoals Eisenman zei: ‘The average German has accepted the everyday quality of something so horrific that they can now call a friend and say, meet me for lunch at the Holocaust Memorial. They could go right across the street to the Tiergarten and have lunch in a nice place, but a lot of people prefer for some reason to have lunch there.’2 Is het ook jouw taak om het oordeel over geschiedenis op te schorten of op zijn minst dat oordeel uit te stellen?
EP: ‘Dat monument ontregelt. Het is een mooie ervaring, maar tegelijk werkt het destabiliserend. Het is een interactief monument, een belevenis…
Mijn rol als kunstenaar is de beslissing over wat goed en fout is uit te stellen en om geschiedenissen te problematiseren. Maar dat is niet de rol van iedereen, een curator, een geschiedkundige of een journalist heeft bijvoorbeeld een andere verantwoordelijkheid. Ik vind het wel belangrijk dat sommige vormen van “difficult heritage” worden behouden en worden gecontextualiseerd. Een van mijn favoriete musea is het Teylers Museum, dat elke honderd jaar is uitgebreid om een deel aan de vaste opstelling toe te kunnen voegen, zonder iets aan het bestaande museum te veranderen.
Als ik dit toepas op mijn werk, dan ben ik op zoek naar de manier waarop de betekenis van een object door de jaren heen verandert, hoe een object leeft, hoe vroegere betekenissen nog sluimerend in het object aanwezig zijn. Ik wil die betekenissen ontsluiten en naar voren halen. Ik zie objecten als wezens met een gecompliceerde psychologie, die net als mensen bepaalde tegenstrijdigheden hebben. Ik probeer de onderdrukte karaktereigenschappen van objecten te laten zien.’
LO: Waarom gebruik je daarbij metaforen uit de psychologie? Een van jouw werken heet letterlijk Mirror Stage…
EP: ‘Tijdens het schrijven van het essay Doppelgängers – The Double Lives of Monuments begon ik het motief van de Doppelgänger te gebruiken. De Doppelgänger is de manifestatie van een onderdrukte karaktereigenschap in de vorm van een dubbelganger, ofwel een alter-ego. Door monumenten te behandelen als een protagonist in een gothic novel, of als een patiënt in psychoanalyse, kan ik onderzoeken hoe gelaagd de verschijning en de geschiedenis van een monument is.
In mijn werk Mirror Stage (2021) worden twee historische gebouwen in Berlijn als alter-ego’s tegenover elkaar geplaatst: het Berliner Schloss en het Palast der Republik. Het Pruisische kasteel Berliner Schloss werd in de DDR onder luid protest afgebroken, daar kwam het modernistische Palast der Republik voor in de plaats. Recentelijk is het Palast der Republik op zijn beurt afgebroken – ook onder luid protest – om plaats te maken voor een reconstructie van het Berliner Schloss. Mijn installatie maakt gebruik van elementen uit deze gebouwen: een adelaar van de façade van het Berliner Schloss kijkt naar zijn eigen spiegelbeeld in de ramen van het Palast der Republik. Mirror Stage dwingt de Pruisische adelaar tot een moment van reflectie en legt tegelijkertijd de nadruk op de manier waarop deze gebouwen met elkaar verbonden zijn.’
LO: Grofweg zou je kunnen zeggen dat er twee soorten kunst bestaan, kunst die het verleden in het heden wil ontginnen, in een rottend lijk peurt, en kunst die speculatief is, een wensgedachte oppert. Jij lijkt vooral terug te willen kijken.
EP: ‘Het is belangrijk om beide te doen: een goed kunstwerk reflecteert op een situatie en geeft tegelijkertijd een alternatief, in de reflectie die het biedt moet al een alternatief besloten liggen.’
LO: Een soort omgekeerde sciencefiction: je kijkt terug om vooruit te kijken. Hoe zie je jouw toekomst?
EP: ‘Ik zou graag projecten in de openbare ruimte willen realiseren en aan competities voor monumenten willen meedoen. Vroeger was ik liever weggebleven van beladen onderwerpen, nu zie ik het als een dankbare taak om bij te dragen aan een maatschappelijke discussie.
Ik ben nu bezig met een nieuw fotoproject dat de straatnamen van Rome thematiseert. Tijdens een residentie in het Koninklijk Nederlands Instituut Rome onderzocht ik hoe de kaart van Rome het oude Italiaanse Koninkrijk spiegelt, hoe het daar een microkosmos van is. Het viel mij op dat straatnamen in het centrum verwijzen naar steden binnen Italië (Via Milano, Via Vittorio Veneto), maar hoe meer je naar buitenwijken van Rome gaat, hoe meer de straten naar de randen van het Italiaanse Rijk verwijzen (Viale Eritrea, Piazza Addis Abeba). De fotoserie toont hoe met elke straatnaam verder verwijderd van Italië, de omgeving ook armoediger wordt. Het project onderzoekt hoe de machtsverhouding tussen centrum en periferie in het hedendaagse Rome is ingeslepen. In Italië komt discussie over het fascistische en koloniale verleden nu pas langzaam op gang, je vraagt je echt af hoe het mogelijk is om nog steeds de naam van Mussolini op een obelisk te hebben. Maar het heeft ook een waarde om dingen te laten zoals ze zijn, Rome bestaat uit zoveel verschillende lagen, wat een ongelofelijke dimensie aan de stad geeft.
Ideologische beelden en symbolen zijn vaak schijnbaar eenduidig. Het blijft een uitdaging om daar toch een ambiguïteit in te vinden, om ideologie te ondermijnen door er toch een andere betekenis in te vinden.’
Laurens Otto is curator van Museum Dhondt-Dhaenens in Deurle, België
Esper Postma maakt deel uit van de groepstentoonstelling Kunstpreis junger westen, Kunsthalle Recklinghausen, Duitsland 3.12.23 t/m 11.2.24
1 Sharon Macdonald, Difficult Heritage: Negotiating the Nazi Past in Nuremberg and Beyond. Routledge, 2009
2 Peter Eisenman, Leo Baeck Memorial Lecture, Leo Baeck Institute, New York, 2005
Esper Postma: De psyche van publieke beelden
Laurens Otto, curator bij Museum Dhondt–Dhaenens in Deurle, introduceert het werk van Esper Postma, die als pas afgestudeerde kunstenaar vanuit Nederland naar Berlijn vertrok, een stad waar de uitzonderlijk beladen geschiedenis gestold is in monumenten, straatnamen en gebouwen.
Door Laurens Otto
Ik zag de uitnodiging van Metropolis M om over een kunstenaar te schrijven die in Nederland niet erg bekend is, als een kans om iemand te spreken wiens werk ik niet goed ken. Er zijn zat kunstenaars die amper in Nederland circuleren en die nauwelijks bekend zijn bij het Nederlandse publiek. Het leek mij interessant om de vraag toe te spitsen op een kunstenaar die wel in Nederland studeerde, maar daarna besloot te vertrekken.
Zelf ben ik ook een jaar of tien geleden weg verhuisd uit Nederland, eerst naar Parijs en inmiddels woon ik in België. Naar aanleiding van een gesprek met Timo Demollin, een bevriende kunstenaar met wie ik vaak plannen voor tentoonstellingen en artikelen doorneem, kwam ik uit bij Esper Postma. Ik had zijn werk weleens op online circulerende installatiefoto’s gezien. Zijn beeld van enorme adelaar vergeet je niet snel, zeker niet als je bedenkt dat het in Berlijn is gemaakt.
Laurens Otto: Wat bracht jou ertoe om te vertrekken?
Esper Postma: ‘Ik heb vier jaar lang aan de Gerrit Rietveld Academie gestudeerd en daar ook mijn bachelor gehaald. Ik heb daarna met een startstipendium een paar tentoonstellingen kunnen maken. Ik woonde al mijn hele leven in Amsterdam en miste afstand tot de cultuur om mij heen. Mijn taak als kunstenaar is het bieden van die afstand en dat bereik je niet als je op dezelfde plek blijft hangen.
Ik wilde bij Willem de Rooij aan de Städelschule in Frankfurt studeren omdat ik zo gefascineerd was door zijn tentoonstelling Intolerance bij de Neue Nationalgalerie in 2010. De tentoonstelling bracht schilderijen van de vogelschilder Melchior d’Hondecoeter uit de zeventiende eeuw samen met Hawaïaanse vederobjecten, waarvan sommige door James Cook naar Europa waren meegenomen. Vanuit Frankfurt werd het opeens mogelijk met afstand naar zowel de Nederlandse als de Duitse cultuur te kijken. Waar je als student aan de Rietveld volledig bent afgeschermd, is de Städelschule juist compleet geïntegreerd in de kunstwereld. Dat heeft voordelen, tenzij je nog jong bent en je werk zich nog moet ontwikkelen.’
LO: Jouw werk bekijkt en ontleedt wat Sharon Macdonald ‘difficult heritage’ noemt, problematische geschiedenis die naar voren komt in gebouwen, monumenten en andere tekens.1 Haar boek behandelt het nazi-verleden in Neurenberg, maar het concept is natuurlijk ook op onder meer het kolonialisme te betrekken. Is er in Nederland te weinig politieke frictie om daar dergelijke projecten te ontwikkelen? Is een stad als Berlijn, met haar uitzonderlijk beladen en gelaagde geschiedenis, noodzakelijk voor jouw werk?
EP: ‘Ik had al langer interesse in “difficult heritage”, zonder te weten dat het zo genoemd wordt. In Nederland maakte ik al video-installaties over de Nederlandse koloniale geschiedenis en over de militaire dictatuur in Argentinië, maar pas in Duitsland ben ik meer genuanceerde sculpturale werken gaan maken. Ik ben specifiek in Berlijn geïnteresseerd omdat het stedelijk landschap zo rommelig is, omdat er zoveel geschiedenissen samenkomen. De geschiedenis is er levend. Dit komt ook terug in mijn werk Roundabout (2022). Deze sculptuur bestaat uit een straatnaambord van de Wilhelmstraße, dat is verlengd om alle namen erop te passen die de straat door de eeuwen heen heeft gekregen. De Wilhelmstraße is een belangrijke straat in Berlijn, dus de naam is telkens aangepast aan het heersende politieke klimaat. Het negen meter lange bord slingert zich speels om zijn paal, om de suggestie te wekken dat het leeft, en dat de identiteit in de toekomst weer zou kunnen veranderen.’
LO: Berlijn heeft natuurlijk niet alleen een gelaagde geschiedenis, maar ook een diepgravende traditie om die geschiedenis te verwerken. Als monument is bijvoorbeeld het Denkmal für die ermordeten Juden Europas van Peter Eisenman ongelofelijk, het is een soort anti-Mahnmal omdat het helemaal niets oplegt. Het monument ‘misbruiken’ – door er op te picknicken, overheen te rennen, of er selfies te maken – is juist gedrag dat uitgenodigd wordt. Zoals Eisenman zei: ‘The average German has accepted the everyday quality of something so horrific that they can now call a friend and say, meet me for lunch at the Holocaust Memorial. They could go right across the street to the Tiergarten and have lunch in a nice place, but a lot of people prefer for some reason to have lunch there.’2 Is het ook jouw taak om het oordeel over geschiedenis op te schorten of op zijn minst dat oordeel uit te stellen?
EP: ‘Dat monument ontregelt. Het is een mooie ervaring, maar tegelijk werkt het destabiliserend. Het is een interactief monument, een belevenis…
Mijn rol als kunstenaar is de beslissing over wat goed en fout is uit te stellen en om geschiedenissen te problematiseren. Maar dat is niet de rol van iedereen, een curator, een geschiedkundige of een journalist heeft bijvoorbeeld een andere verantwoordelijkheid. Ik vind het wel belangrijk dat sommige vormen van “difficult heritage” worden behouden en worden gecontextualiseerd. Een van mijn favoriete musea is het Teylers Museum, dat elke honderd jaar is uitgebreid om een deel aan de vaste opstelling toe te kunnen voegen, zonder iets aan het bestaande museum te veranderen.
Als ik dit toepas op mijn werk, dan ben ik op zoek naar de manier waarop de betekenis van een object door de jaren heen verandert, hoe een object leeft, hoe vroegere betekenissen nog sluimerend in het object aanwezig zijn. Ik wil die betekenissen ontsluiten en naar voren halen. Ik zie objecten als wezens met een gecompliceerde psychologie, die net als mensen bepaalde tegenstrijdigheden hebben. Ik probeer de onderdrukte karaktereigenschappen van objecten te laten zien.’
LO: Waarom gebruik je daarbij metaforen uit de psychologie? Een van jouw werken heet letterlijk Mirror Stage…
EP: ‘Tijdens het schrijven van het essay Doppelgängers – The Double Lives of Monuments begon ik het motief van de Doppelgänger te gebruiken. De Doppelgänger is de manifestatie van een onderdrukte karaktereigenschap in de vorm van een dubbelganger, ofwel een alter-ego. Door monumenten te behandelen als een protagonist in een gothic novel, of als een patiënt in psychoanalyse, kan ik onderzoeken hoe gelaagd de verschijning en de geschiedenis van een monument is.
In mijn werk Mirror Stage (2021) worden twee historische gebouwen in Berlijn als alter-ego’s tegenover elkaar geplaatst: het Berliner Schloss en het Palast der Republik. Het Pruisische kasteel Berliner Schloss werd in de DDR onder luid protest afgebroken, daar kwam het modernistische Palast der Republik voor in de plaats. Recentelijk is het Palast der Republik op zijn beurt afgebroken – ook onder luid protest – om plaats te maken voor een reconstructie van het Berliner Schloss. Mijn installatie maakt gebruik van elementen uit deze gebouwen: een adelaar van de façade van het Berliner Schloss kijkt naar zijn eigen spiegelbeeld in de ramen van het Palast der Republik. Mirror Stage dwingt de Pruisische adelaar tot een moment van reflectie en legt tegelijkertijd de nadruk op de manier waarop deze gebouwen met elkaar verbonden zijn.’
LO: Grofweg zou je kunnen zeggen dat er twee soorten kunst bestaan, kunst die het verleden in het heden wil ontginnen, in een rottend lijk peurt, en kunst die speculatief is, een wensgedachte oppert. Jij lijkt vooral terug te willen kijken.
EP: ‘Het is belangrijk om beide te doen: een goed kunstwerk reflecteert op een situatie en geeft tegelijkertijd een alternatief, in de reflectie die het biedt moet al een alternatief besloten liggen.’
LO: Een soort omgekeerde sciencefiction: je kijkt terug om vooruit te kijken. Hoe zie je jouw toekomst?
EP: ‘Ik zou graag projecten in de openbare ruimte willen realiseren en aan competities voor monumenten willen meedoen. Vroeger was ik liever weggebleven van beladen onderwerpen, nu zie ik het als een dankbare taak om bij te dragen aan een maatschappelijke discussie.
Ik ben nu bezig met een nieuw fotoproject dat de straatnamen van Rome thematiseert. Tijdens een residentie in het Koninklijk Nederlands Instituut Rome onderzocht ik hoe de kaart van Rome het oude Italiaanse Koninkrijk spiegelt, hoe het daar een microkosmos van is. Het viel mij op dat straatnamen in het centrum verwijzen naar steden binnen Italië (Via Milano, Via Vittorio Veneto), maar hoe meer je naar buitenwijken van Rome gaat, hoe meer de straten naar de randen van het Italiaanse Rijk verwijzen (Viale Eritrea, Piazza Addis Abeba). De fotoserie toont hoe met elke straatnaam verder verwijderd van Italië, de omgeving ook armoediger wordt. Het project onderzoekt hoe de machtsverhouding tussen centrum en periferie in het hedendaagse Rome is ingeslepen. In Italië komt discussie over het fascistische en koloniale verleden nu pas langzaam op gang, je vraagt je echt af hoe het mogelijk is om nog steeds de naam van Mussolini op een obelisk te hebben. Maar het heeft ook een waarde om dingen te laten zoals ze zijn, Rome bestaat uit zoveel verschillende lagen, wat een ongelofelijke dimensie aan de stad geeft.
Ideologische beelden en symbolen zijn vaak schijnbaar eenduidig. Het blijft een uitdaging om daar toch een ambiguïteit in te vinden, om ideologie te ondermijnen door er toch een andere betekenis in te vinden.’
Laurens Otto is curator van Museum Dhondt-Dhaenens in Deurle, België
Esper Postma maakt deel uit van de groepstentoonstelling Kunstpreis junger westen, Kunsthalle Recklinghausen, Duitsland 3.12.23 t/m 11.2.24
1 Sharon Macdonald, Difficult Heritage: Negotiating the Nazi Past in Nuremberg and Beyond. Routledge, 2009
2 Peter Eisenman, Leo Baeck Memorial Lecture, Leo Baeck Institute, New York, 2005